Deze versie is aangepast voor online gebruik. De originele, vormgegeven versie kan je hier downloaden:

Met deze veelbelovende titel had dit werk best een handig werkinstrument kunnen zijn. In de publicitaire folder prees de auteur zijn werk dan ook aan met het argument dat historici werken met het verleden maar leven in het heden. En verder: daarom hebben wij geprobeerd de kasselrijgrenzen uit te tekenen op een hedendaagse kaart met schaal 1/100000. Zo kunnen wij te weten komen in welke kasselrij onze voorouders woonden. Gesterkt door de afkorting Ph. D. achter de auteursnaam vonden wij € 35 (zonder portkosten) dan ook geen overdreven investering. Edoch!

Reeds op de eerste bladzijden blijkt dat dit boek bulkt van de kleine en grotere schoonheidsfoutjes die gemakkelijk te vermijden waren geweest mits een elementaire eindredactie. Wij gaan hier niet in detail treden, maar het gaat om inconsequente interpunctie, foutief ingevoerde spaties, woorden die vergeten werden, gewone spellingfouten, inbreuken tegen een aanvaardbare lay-out, … Erger wordt het wanneer de auteur ook inhoudelijk steken laat vallen. Van de Kabinetskaart van Ferraris kent hij slechts twee exemplaren (Wenen en Brussel, Den Haag is hem blijkbaar onbekend) (p. 9). De Carte Marchande van Ferraris wordt nu eens een schaal 1/864000 (!) toegekend op p. 9, dan weer 1/83400 op p. 10. Bij het overzicht van de kasselrijkaarten uit de zeventiende en de achttiende eeuw geeft Vandewalle voor het Land van Aalst op de eerste plaats Sanderus. Pas op de tweede plaats heeft hij het over een kaart uit 1596(?) door Jacques Horenbault. Als bibliografische verwijzing maakt hij er zich vanaf met een – in dit geval – secundaire publicatie over de familie Horenbault. Geen verwijzing naar de fundamentele artikels die Het Land van Aalst reeds wijdde aan deze kaart, geen vermelding van de uitgave die wij in 1988 verzorgden, geen signalement van de prachtige digitale beelden die de Bibliothèque nationale de France beschikbaar stelt. Deze publicatie sluit af met de reproductie van een twintigtal kasselrijkaarten (voor het Land van Aalst dus Sanderus), maar de bijhorende ‘lijst met afbeeldingen’ geeft een afwijkende nummering … Verwarring alom.

Maar komen wij tot de hoofdmoot van het werk, de weergave van de kasselrijgrenzen op recentere kaarten. Vandewalle doet dit voor de Carte Marchande van Ferraris (achttiende eeuw), voor de kaarten van Vandermaelen (1846-1852) én voor een hedendaagse topografische kaart. Wat het nut is van deze drievoudige oefening is ons een raadsel. De oefeningen met de Carte Marchande en Vandermaelen vullen wel bijna de helft van het werk. De volgorde van de deelkaarten voor de Carte Marchande en Vandermaelen is moeilijk anders te omschrijven dan ‘verwarrend’. In het eerste geval start Vandewalle bijvoorbeeld met de Westhoek en Veurne om verder te gaan met de regio Binnen-Vlaanderen en Gent. Vervolgens wordt het noorden van het graafschap behandeld van west naar oost om verder te gaan met het zuiden van Vlaanderen maar hier dan van oost naar west. Idem dito voor de bewerking van Vandermaelen. Na lang zoeken vonden wij een zekere orde in de wanorde, maar wij laten het aan de geïnteresseerde gebruiker met veel tijd over om orde in de chaos te scheppen. Hoe dan ook is het zelf opmaken van een overzichtskaart een onontbeerlijke eerste stap bij wie dit boek kan en wil gebruiken. Wat erger is, is dat in beide gevallen de auteur de bijna complete oostgrens van het graafschap Vlaanderen niet opneemt in zijn kaartmateriaal. Meer bepaald gaat het over de grens van Antwerpen/Rupelmonde in het noorden tot Ninove/Geraardsbergen in het zuiden. De Landen van Waas, Dendermonde en Aalst deinen blijkbaar grenzeloos uit richting Brabant.

Bij het uittekenen van de historische kasselrijgrenzen op een moderne topografische kaart schaal 1/100.000 maakt Vandewalle deze beide fouten niet. Hier worden de deelkaarten in een aanvaardbare en ‘leesbare’ volgorde weergegeven, van west naar oost en van noord naar zuid. Het Land van Aalst wordt in zijn volle uitgestrektheid uitgetekend. Maar – in cauda venenum – als zuidelijke en oostelijke grens van het Land van Aalst wordt zonder meer de provinciegrens van Oost-Vlaanderen weergegeven, zoals bepaald bij het vastleggen van de taalgrens in 1963! De nu Henegouwse gemeenten Amougies, Orroir en Russeignies, die tot dat jaar ressorteerden onder het Land van Aalst/het Departement van de Schelde/de provincie Oost-Vlaanderen, worden zonder meer buiten het Land van Aalst gesitueerd. Het omgekeerde doet zich voor bij Everbeek, ingetekend als Land van Aalst hoewel die gemeente tot 1963 bij Henegouwen hoorde. Gelijkaardige situatie aan de oostgrens. Baardegem en Meldert worden nog correct behandeld (vroeger hertogdom Brabant, nu Oost-Vlaanderen), maar Meerbeke, tot einde achttiende eeuw bij Brabant behorend, wordt door Vandewalle moeiteloos onder het Land van Aalst gesitueerd. Het omgekeerde is dan weer het geval voor Borchtlombeek, Liedekerke en Teralfene, door Vandewalle ondergebracht bij het hertogdom Brabant terwijl zij wél ressorteerden onder het Land van Aalst. Dat de dubbelheerlijkheid Ninove-Herlinkhove pas op 21 augustus 1794 bij het Land van Aalst werd gevoegd, wordt op geen enkele manier aangegeven. Letterlijk grensverleggend werk wordt verricht bij de stad Oudenaarde. De hele stadswijk op de rechteroever van de Schelde wordt zonder meer bij het Land van Aalst ondergebracht.

Wij laten het hierbij. Heeft de auteur zich alleen bij het uittekenen van het Land van Aalst zo pijnlijk vergist? Mogelijk, maar wij hebben ons de moeite bespaard dit uit te vlooien. Aanvankelijk dachten wij deze publicatie zelfs met de mantel der liefdevolle vergetelheid te bedekken, maar wij moesten vaststellen dat dit boek – o.a. in de Gentse Universiteitsbibliotheek – regelmatig wordt uitgeleend (en dus gebruikt). Vandaar deze waarschuwing: wie wil te weten komen in welke kasselrij onze voorouders woonden (om het nog even met de publiciteitsfolder te zeggen) wacht met dit boek een lange zoektocht en wie dan uiteindelijk zijn weg vindt, loopt kans totaal op het verkeerde been te worden gezet …

Het zou jammer zijn dit signalement niet te eindigen met een positieve noot, met twee uitgaven over de cartografie die zowel inhoudelijk als typografisch twee pareltjes zijn. Samen met andere auteurs wees ik reeds op de band tussen de wereld van de schilderkunst en die van de cartografie. Jacques Horenbault, cartograaf van het Land van Aalst (1596), was telg van een Gentse kunstenaarsfamilie die in anderhalve eeuw van de schilderkunst in de cartografie kantelde. Pieter Pourbus verwierf niet alleen betekenis als schilder, maar was ook een verdienstelijk cartograaf. Denken wij maar aan zijn kaart van het Brugse Vrije (1561-1571). En landmeter Philips de Dijn verraadt in zijn werk ongetwijfeld een picturale aanleg en/of opleiding. Twee recente publicaties tonen aan dat de link schilderkunst-cartografie ook in Frankrijk een gegeven was. Zo o.a. FERMON Paul, Le peintre et la carte : origines et essor de la vue figurée entre Rhône et Alpes (XIVe-XVe siècle), (Terrarum Orbis, 14), Turnhout, Brepols, 2018, 507 p. Dit jaar gevolgd door DUMASY-RABINEAU Juliette (dir.); GASTALDI Nadine (dir.); SERCHUK Camille (dir.), Quand les artistes dessinaient les cartes : vues et figures de l’espace français : Moyen Âge et Renaissance, Paris, Le Passage Paris-New York en Paris, Archives nationales, 2019, 240 p. De gelijknamige tentoonstelling loopt nog tot 6 januari 2020 in de ‘Archives nationales’ (site de Paris – hôtel de Soubise).

 

Georges Vande Winkel

Heirebaan 107

9400 Ninove-Denderwindeke

vande.winkel.georges@gmail.com

Categories:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *